Kamperen in Estland, Letland en Litouwen

Een nieuwe vakantiebestemming uitzoeken is leuk, maar niet altijd even makkelijk. Soms weet je meteen waar je heen wilt, maar dit jaar hadden Eamon en ik allebei andere ideeën. Eamon wilde naar Polen en ik naar Noorwegen. Dus werden het de Baltische Staten, logisch toch? Oké, het was de bedoeling om een klein rondje Estland, Letland en Litouwen te doen en dan via Polen terug te rijden naar huis. Uiteindelijk hebben we in Polen alleen Gdansk bezocht.

Ik wist van tevoren niet zo goed wat ik van deze drie landen kon verwachten. Google had al een lange lijst met interessante plekken opgeleverd. Om te beginnen stonden de drie hoofdsteden op het lijstje en ook een paar natuurgebieden. Ik wist niet dat er zo veel natuurgebieden waren in de Baltische Staten. Vooral Estland en Letland zijn bezaaid met bogs, oftewel, moerasgebieden. Tel daar de Kurzeme Kust en de vele kastelen bij op en ik zeg dat klinkt als een veelbelovende vakantiebestemming.

En dat was het zeker, de Baltische Staten hebben ons zeker verrast. De wondere wereld van de Bogs, de kust, de eindeloze bossen, maar vooral de rust. Soms reed je kilometers aan een stuk zonder een andere auto tegen te komen. Dan reed je uren door de bossen om vervolgens bij de prachtige kust van Kaap Kolka uit te komen, waar je met je ene been in de Golf van Riga staat en je andere been in de Oostzee. Nergens kwamen we overvolle campings tegen, zelfs op de drukke stadscamping bij Riga kon je ‘s avonds een speld horen vallen. Niet iedereen sprak Engels, sommige spraken wel Duits, maar dat hield de mensen niet tegen om een praatje te komen maken. Op een camping in Letland zag een man ons Nederlands nummerbord en wilde graag weten hoe we zo ver hadden gereden. Hij sprak geen Engels en wij geen Lets, maar met een kaart en gebaren kwamen we een heel eind.

Om de vakantie niet te beginnen met een ellenlange autoreis, besloten we om de boot te nemen vanaf Kiel (Duitsland) naar Klaipeda in Litouwen. Kiel is zo’n 5,5 uur rijden. We hebben de boot geboekt via BalticFerries, zo waren we goedkoper uit dan direct boeken bij DFDS Seaways. Vanwege de lange overtocht hebben we ook meteen maar een luxe cabin erbij genomen. Zo hadden we meer ruimte en daar hebben we geen spijt van gehad toen we de hutten op de boot zagen. De meeste normale hutten waren erg klein en nu hadden we ook nog een raam. Op de boot waren we een van de weinige Nederlanders, het vakantiegevoel zat er al meteen in met dat onverstaanbare gebrabbel om ons heen. En ook van de informatieborden was weinig van te maken. Na een boottocht van 20 uur reden we Litouwen in.

Van de drie hoofdsteden vond ik Vilnius het mooist met zijn barokke gebouwen, gemaakt om door te slenteren, de rust, de sfeer, kortom een heerlijke stad. Eamon had ergens een pub gevonden die zijn eigen bier brouwde, dus moest geproefd worden, compleet met friet, nacho’s en een kaasplankje. In Tallinn waan je je terug in de Middeleeuwen, je struikelt er alleen over de toeristen. Dat merkten we ook aan de prijzen, Wouter heeft hier het duurste ijsje gegeten. Wel weer op een bijzondere plek, namelijk op de oude stadsmuur van Tallinn, gelukkig was het uitzicht bij de prijs inbegrepen. Op de smalle rondgang kon je aan een klein tafeltje zitten en over de stad uitkijken. Riga was de drukste stad van de drie, vol met kronkelende straatjes en kerken. Vanaf de camping moesten we de bug over en viel onze blik al op de skyline van kerktorens. We sloten de dag af met een lokaal gebrouwen bruin biertje voor Eamon en een heerlijk betaal-per-gerecht buffet bij Aldus Seta in het hart van Riga.

Wat toch veel indruk gemaakt heeft, zijn de vele natuurgebieden. We hebben er een aantal bezocht en vooral de karakteristieke bogs zijn zeker de moeite waard. Je loopt over houten planken door het fragiele landschap. Onze eerste kennismaking met een bog was in Kemeri National Parc in Letland waar meren, moerassen en bossen elkaar afwisselen. De Kemeri Bog leidde ons door het wonderlijke en mooie landschap. Hier en daar stonden houten torens voor een wijds panorama over de vele meren en het kronkelende pad ertussen.

In Estland maakten we een korte tussenstop bij Soomaa National Parc om de Riisa boardwalk te lopen. Net als in Kemeri een wereld van moerasland en bos. Het mooiste National Parc was toch wel Lahemaa, helemaal aan de noordkust van Estland. Bogs, een bevertrail, strand en zwerfkeien, reusachtige stenen uit de ijstijd. De grootste was 7 meter hoog en lag ergens verborgen in het bos. De Virubog was de mooiste die we gezien hebben met zijn weerspiegelende meren en het rood/groene landschap.

In het Lahemaa National Parc hadden we een leuke camping gevonden, vlakbij een meer. Dit meer was lang niet dieper dan je knieën en de ideale plek om in te frisbeeën of een biertje te drinken met zonsondergang. Wat een uitzicht op het meer, dat voelde als je eigen infinitypool. Maar de leukste camping vond Wouter die in Raiskums in Gauja National Parc. Ook weer vlakbij een meer waar we konden zwemmen of met een bootje konden varen. ‘s Avonds hing er mist op het meer en Wouter riep meteen ‘Kijk, de vissen zijn aan het BBQ-en’. We hebben nog gekeken, maar we konden ze niet zien, anders hadden we zeker gevraagd of we een hapje konden mee eten 🙂

En dan de kastelen, het Gauja National Parc staat er vol mee. In Cesis Castle stapten we terug in de tijd. We waren er net op het moment dat er een middeleeuws evenement was. Mensen liepen verkleed rond of je kon jezelf in een harnas hijsen, er werd traditioneel brood gebakken en andere gerechten verkocht. Als klap op de vuurpijl was er een pijl-en-boog wedstrijd. De deelnemers liepen rond in vrolijke kleren of mooie jurken van toen. Vanaf de zijlijn zaten wij lekker in het zonnetje op het gras toe te kijken. Verder hebben we nog het roodgekleurde Turaida Kasteel bezocht met een geweldig uitzicht vanaf de toren. Het leukste was Sigulda Castle, een echte ruïne om doorheen te dwalen en op zoek te gaan naar verborgen kamers.

Toen was het tijd om naar Polen te gaan. Dichterbij de Poolse grens werd het steeds drukker op de weg. In Polen reden we eigenlijk in 1 grote file, weg was de rust. Vlakbij Gdansk hadden we 2 campings gevonden met een tram richting het centrum voor de deur. We hebben beide campings een paar keer afgereden voor een plekje. De een was afgeladen, iedereen stond hutjemutje en de andere had alleen nog plek op een stuk grond waar het leek of de olifanten in de zandbak hadden gespeeld. Uiteindelijk kozen we de hobbels en bobbels boven de deel-je-scheerlijnen camping. Ook ‘s nachts was het een flink contrast met de Baltische Staten. Er werd tot in de late uurtjes door gefeest op de camping. Gelukkig maakte Gdanks een heleboel goed. Wat een prachtige stad is dat. Al die mooie en hoge koopmanshuizen met hun prachtige gevels waren een lust voor het oog.

Foto’s

Leave a Reply

Your email address will not be published.